Met elkaar en samen

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
'Een pelgrimslied', staat er als opschrift boven Psalm 133 in de NBV. Dat is geen vertaling maar een interpretatie. Drie keer per jaar trokken de Israëlieten op naar de Tempel vanuit het hele land. Om daar de grote feesten, Pèsach, (Pasen), Sjavuoth (Pinksteren) en Sukkorth (Loofhutten) te vieren. Op weg naar de Tempel werd deze Psalm waarschijnlijk gezongen.

Door Arien Treuren

In de Statenvertaling staat er boven Psalm 120 t/m 134 ‘een lied Hamaälôth’. Daar klinkt het Hebreeuws in door: ‘een lied van de opgangen’. Daar hebben ze dat ‘pelgrimslied’ uit afgeleid. Als je naar de Tempelberg optrekt, klim je samen met andere pelgrims op. Maar sprekender vind ik wat rabbijn S.R. Hirsch zegt: ‘door de liederen Hammaälôth’ te zingen en eruit te leven, klim je op. ‘t Is een lied om een trapje hoger te komen. Een andere blik te krijgen en dingen te beleven vanuit een andere bewustzijnsniveau. Beleef dit lied en wordt opgewekt.

Goed en plezierig

‘Zie, hoe goed, hoe weldadig broeders te wezen en samen te zijn’, volgt er dan. In ‘de Psalmen’ van Ida Gerhardt en Maria ter Zeijde krijgt dit ‘samen’ het volle pond. Het draait om dit samen optrekken in eendracht, in harmonie.Wie zijn die ‘broeders’? 
Ik las: de volwassen zonen van één vader die met hun vrouwen en kinderen, slaven en slavinnen het vaderlijk bezit met elkaar delen. Die gemeenschappelijke weidegronden en bronnen hebben, die voor elkaar opkomen en één leefgemeenschap vormen. Een misjpoche.
In onze Nederlandse samenleving staat dit ‘samen’ onder grote druk. Mensen gaan voor zichzelf. En zien elkaar vaak als hindernis, als bedreiging. De file is daar een prachtige illustratie van. Je zit er vlak op elkaar. Massaal op weg. Ieder in zijn auto. Maar het is absoluut geen samen. Het is ieder voor zich. Als er een wegversmalling komt en automoblisten trekken op in een lange rij, zoeven er altijd mensen voorbij die het zogenaamd niet snappen en zich vlak voordat hun baan ophoudt ertussen wringen. De ander is iemand om voor te zijn.

In de ark 



In de Zohar, een Joods mystiek geschrift, wordt bij het ‘samen’ uit de Psalm gedacht aan de cherubim die stonden op het deksel van de ark. Engelen-gestalten die met de toppen van hun vleugels raakten elkaar. Broers, een identieke tweeling zelfs. ‘Hun gezichten waren op elkaar gericht, ieder naar zijn broeder’. (Ex.25:10). Het intrigerende is dat volgens de Zohar de opstelling van de cherubim een barometer vormde voor Gods betrokkenheid op Israël. Keken ze elkaar aan, dan weerspiegelde dat de immense liefde van de Heer voor zijn volk. Maar wendden zij zich van elkaar af, dan was dat een teken van zijn wrevel.
Zien we elkaar staan of niet? Durf je elkaar aan te kijken of is de ander lucht? Wend je je toe of juist af van de ander? Doen we het eerste dan is, zegt Paulus, ‘de God des vredes’ met ons. (Fil.4:9) Uit de kracht van de Messias Jezus, die onze broeder is geworden, en die alle vijandschap aan het kruis heeft overwonnen, zie ik dat als het appèl van dit lied.

In de Mozes en Aäronstraat



In Amsterdam loopt tussen het paleis op de Dam en de Nieuwe Kerk de Mozes- en Aäronstraat. Bij die ‘samenwonende broers’ kun je ook denken aan hen. Het paleis op de Dam is de kant van Mozes. Mozes belichaamt de politiek, de wet en het recht. Het samenleven met elkaar. De Nieuwe Kerk is de kant van Aäron. Aäron, de hogepriester, belichaamt de religieuze verbondenheid met de Heer, met elkaar en alles dat waarde heeft en kwetsbaar is. De spirituele dimensie. Die twee moeten in evenwicht zijn, zoals Mozes en Aáron met elkaar leiding gaven aan Israël.
In het dagelijks leven moeten we voeling houden met de Aäron in onszelf. ‘Wat uit het geloof niet is, is zonde’, zegt Paulus. (Rom.14:23) Er zit aan alles, tot in onze tijds- en geldbesteding, iets dat erom vraagt te worden verbonden met God. Ook gelovige mensen hebben de neiging de Aäron in zichzelf te verwaarlozen zodat hij verschrompelt. Zo raak je de bezieling kwijt. 
Omgekeerd hebben Mozes ook hard nodig om in het geloof nuchter te blijven en praktische vragen niet te ontwijken en het lef op te brengen vuile handen te maken.
Hoe goed en hoe weldadig is het als Mozes en Aäron in ons optrekken met elkaar en een spanningsvolle eenheid vormen.