De vloek van Cham: een blessing in disguise

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
Over ons slavernij-verleden leerde ik als kind in de jaren '60 dat dit terugging op Cham, één van de drie zonen van Noach. Cham wordt vervloekt. 'Knecht van zijn broers zal Kanaän -de zoon van Cham, lees: Cham's nageslacht- zijn, de minste van alle knechten'. (Gen.9:25) Cham en zijn nazaten zullen als slaven worden behandeld.

Door Arien Treuren  


Maar wie is dan Cham? Hij is de stamvader van het zwarte ras dat zich vanuit Kanäan en Egypte over heel Afrika heeft verspreid. Op de ‘zwarten’ rust een vloek. Zoals ik het hier weergeef, is het eeuwen onderwezen. Een Bijbelverhaal als legitimatie van de slavernij. Ik wil deze uitleg corrigeren om er iets anders voor in de plaats te stellen.

Drie namen

Drie zonen heeft Noach, nl. Sjeem, Jafeth en Cham. Uit hen komt de hele mensheid voort. Zij leven als typen voort, vertelt rabbijn Samson Raphaël Hirsch, in alle volken, culturen en mensen, bij ieder in een andere verhouding.
‘Sjeem’ betekent ‘naam’. Iets of iemand een naam geven is in de Bijbel belangrijk. In de naam drukt zich het wezen of opdracht van iets of iemand uit. ‘Sjeem’ staat voor de religieuze dimensie waardoor je mensen, dieren en dingen dieper ziet. ‘Jafeth’ betekent ‘mooi’, ‘aantrekkelijk’. Het is de ontvankelijkheid voor het schone, een zintuig dat ieder mens heeft. ‘Jafeth’ staat voor de esthetische dimensie. ‘Cham’ betekent ‘gloeiend’, of ‘hitte’, de hartstocht die zich in lust, woede e.d. uit. ‘Cham’ staat voor het emotionele. Aan de hand van deze naamsbetekenissen, interpreteert Hirsch dan het slot van Genesis 9.

In de tent

Noach is dronken. Hij heeft de wijn niet geheiligd maar ontwijd. Zoals je dat met alles in het leven kunt doen. Hij heeft zich volgens de traditie teruggetrokken in de tent van zijn vrouw om niet te worden gezien. Maar Cham dringt ongegeneerd de tent binnen en ziet zijn vader naakt liggen. Uit ‘Schadenfreude’ roept hij zijn beide broers erbij, zijn vader bespottend.
Sjeem en Jafeth gaan de tent ook binnen, maar anders dan Cham wenden ze hun gezicht af. Met hun rug naar hem toegekeerd, bedekken ze hun vader met een mantel. Ondanks de toestand waarin Noach zich bevindt, tonen zij respect.
Boeiend is dat Sjeem en Jafeth dat doen om een verschillende reden. Jafeth vindt het onappetijtelijk zijn vader zo te zien. Het is druist in tegen zijn smaakgevoel. Maar Sjeem beeft bij wijze van spreken over al zijn leden. Hij voelt scherp het in gebreke blijven van zijn vader. Het is de eervolle taak van een vader om de Here, de God van Israël te heiligen. Jafeth handelt vanuit een esthetisch en Sjeem vanuit een religieus motief, maar Cham laat door troebele emoties leiden. ‘Moet je nou zien, die ouwe..’

De liefde bedekt alle dingen

Ik moest denken aan I Kor.13, vs.7: ‘De liefde bedekt alle dingen’. Dat is wat er van ons wordt gevraagd. Niet de gebreken, de zwakheden van je vader, van je ouders en familie in het rond bazuinen. Niet ‘hun schaamte ontbloten’, maar hun fouten toedekken, hen dragen. Het bedekken van onze zonden, deze verzoenen is ook wat Jezus doet. Dat kan voor ieder mens een kruis zijn. Er is soms maanden- of jarenlange therapie, ontlading nodig om je van een ondraaglijke, niet te tillen last te kunnen bevrijden. Toch is dat beter dan je op wat er is misgegaan te wreken en je eindeloos te beklagen. In het vierde van de Tien Woorden krijgen we de eervolle opdracht recht te zetten, waar mogelijk te herstellen en anders te doen waar een eerdere generatie van Gods weg is afgeweken. (Ex.20:5)

De minste van alle knechten

Cham heeft dus niets met een vervloekt zwart ras, maar met een ongeremd spuien van je natuurlijke emoties. Laat Kanaän, de zoon van Cham, liever de knecht zijn van Jafeth en Sjeem. Maak wat er in je opwelt dienstbaar aan je gevoel van verhoudingen en waar de Here je toe roept. Dat is wat het praktisch betekent dat Cham ‘de minste is’ van zijn broers. De vloek die hem achtervolgt is een blessing in disguise. Laten we ook, voeg ik hier nog aan toe, het onrecht dat we als zgn. christelijke, ‘blanke’ natie hebben begaan niet bedekken maar belijden ten opzichte van God en elkaar. In dat opzicht heeft koning Willem-Alexander een goed voorbeeld gegeven. Want er staat in I Kor.13, vs.6:  ‘De liefde is niet verheugd over het onrecht, maar verheugt zich over waarachtigheid’.