Je meten met de Messias!

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, wordt er vaak gezegd. Is dat zo? Nou ja, niets verdrietiger dan een gemeente die vergrijst en langzaam verdwijnt. Dat doet pijn. Maar dat hoeft niets te maken te hebben met een gebrek aan innerlijke overtuiging en vuur van een voorganger of gemeenschap.

Door Arien Treuren

Ik zag een documentaire over een paar Joden in een Siberisch dorpje. Ze waren oud en eenzaam, maar trouw in hun gebruiken en gebeden. Zo zijn er ook Christenen die tot op het laatst ‘het pand bewaken’. Als geen ander herkennen zij zich in Psalm 119: ‘Ik voel de tranen naar mijn dringen, wanneer ik zie hoe men uw wet ontwricht en niet meer ging waar onze vaadren gingen’. (vs.51)
Een gemeente kan zichzelf ook overleven. Dan lijkt het alsof niemand meer ‘zout heeft in zichzelf’. (Mc.9:50) Het evangelie dat wordt uitgedragen is een zouteloze hap, een belediging aan het adres van de Heer. Zo’n gemeente die geen gemeenschap van heiligen meer is maar een club heft zichzelf op. Er gaat niets verloren als ze verdwijnt. Jezus zegt: ‘Zout is iets goeds. Maar als ook het zout zijn smaak verliest, hoe kunnen we het dan zijn kracht teruggeven? Ook voor de bemesting van de grond is het niet meer bruikbaar, dus wordt het weggegooid’. (Luc.14:34-35)

Van alles geprobeerd

Wat ik lichtelijk radeloze kerkenraads- en gemeenteleden geregeld hoor zeggen is: ‘We hebben van alles geprobeerd. Sport- en kloosterdagen, concerten en experimentele diensten, evenementen voor tieners, noem maar op. Het was spetterend. De gemeente bruiste, we hadden het. Maar op een bepaald moment was de energie op en stonden er geen nieuwe mensen gereed om het stokje over te nemen. Dat is dus ook een risico, een valkuil: dat je meer van je enthousiasme en je slagvaardigheid verwacht dan echt op Christus en wat Hij vraagt vertrouwt. Ik geloof er niet in dat je de jeugd kunt ‘hebben’. Dat kun je enkel bij wijze van spreken zeggen. Je eigen kinderen ‘heb’ je ook niet. Ze worden door God aan je zorg toevertrouwd om ze te voeden en op te voeden. Dat is een grote vreugde en verantwoordelijkheid. Maar ze zijn geen bezit en op het moment dat je ze claimt raak je ze kwijt.
Is er dan niets tegen het kwijtraken en de vergrijzing te doen? Daar wordt de laatste twintig jaar ontzaglijk veel over geschreven in snelle brochures en serieuze boeken. Natuurlijk kun je daar je winst mee doen. De droogte van deze zomer bracht me ertoe me in het optreden van Elia te verdiepen. Daarbij ging het verhaal over de twee wonderen die hij in het huis van de weduwe in Zarfath verricht opnieuw voor me spreken.

Het ‘resjith’

Zarfath (‘loutering’) ligt in het Noorden en behoort niet tot het eigenlijke Israël. De weduwe die Elia is een Jodin die leeft in ‘heidens’ gebied. Maar zij deelt wel in de misère van het Tienstammenrijk. Het uitblijven van de regen en de hongersnood daar zijn geen natuurverschijnselen maar symptomen van een diepe storing in het contact met God. De Here verbergt zich. Hij trekt zich terug opdat het volk net als het dorstige land zich van de dienst aan Baäl bekeert en verlangt naar Hem.
Ik verspring nu even van onderwerp om direct weer bij dit verhaal terug te komen. Van de challes, het sabbathsbrood dat Joden nog altijd eten wordt een eerste stukje uit het deeg genomen en onder het uitspreken van een zegen aan de Here gewijd. In de Torah krijgt Israël de opdracht ‘het resjith’ (=het eerste) van het brood, het fruit en gewas op het land aan Hem op te dragen. Zoals u misschien weet begint de Bijbel met het woordje ‘beresjith’, ‘in den beginne’. Een Midrasj verklaart: ‘vanwege de resjith, de eerstelingsgaven die Israël Hem zou brengen, werd de wereld geschapen!’
Elia, die van priesterlijke afkomst is, krijgt het ‘resjith’ waar hij de weduwe om vraagt. Die vraag was niet egoïstisch, ongepast. Priesters en levieten uit de Tempel leefden van deze eerstelingsgaven. Maar zij wordt met dat verzoek wel op de proef gesteld. ‘Bak van wat u in huis hebt eerst iets voor mij en kom me dat brengen’.
Het bijzondere is dat deze vrouw die geen toekomst meer kan bieden aan haar kind in vertrouwen het handjevol meel uit de pot en het restje olijfolie uit de kruik neemt en het eerste en tegelijk enige brood dat ze maken kan aan Elia geeft. Door deze koninklijke daad wordt alles anders. Er gebeurt een groot wonder dat zich van dag tot dag herhaalt. ‘Ze hadden elke dag te eten, zij, Elia en haar familie’.

Bergrede

Wat Jezus in de Bergrede zegt, herinnert aan dit prachtige verhaal. ‘Zoek liever eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden’. (Matth.6:33) Geef de Here niet de schamele restjes, de tijd die toevallig overschiet, het gebed als je radeloos bent, maar het ‘resjith’ van je leven. Wanneer we dat doen, doorbreken we de sleur, het bestaande patroon. Er verandert iets in je huis, en als God het wil, ook in het huis van de gemeente. Hem steeds ‘het eerste’ geven, de intentie waarmee je plannen beginnen, zo eenvoudig is het. Maar het kan een ongedachte uitwerking en uitstraling hebben.

Het ‘meten’ van het kind

Wat een ramp als dan de zoon van de weduwe sterft. Zij neemt het Elia kwalijk. Ook hij wordt er door in verlegenheid gebracht. Je beleeft iets van het wonder, van het grote geluk en ineens lost het op. Je beleeft iets als het begin van de verlossing, persoonlijk, in de familie, in de kerkelijke gemeenschap, maar het zet helaas niet door.
Elia strekt zich driemaal uit over de dode jongen. Er staat dat ‘hij zich uitmat’ over het kind. Hij legt zoals dat er van Elisa expliciet staat zijn mond op de mond van de zoon, zijn ogen op zijn ogen en handpalmen op zijn handpalmen. (Vgl. II Kon.4:34) Elia doet dat om zijn gebeden te intensiveren. Op eenzelfde manier bad Izaäk, staande tegenover Rebecca, zijn vrouw, haar over de volle lengte aanrakend, om te vragen of de Here haar vruchtbaar wilde maken. Een andere uitleg wil dat Elia, onder gebed, zijn eigen lichaamswarmte, zijn leven aan de jongen overdraagt.
Naast God ‘het eerste’ geven, kunnen intensief gebed en jongeren in de gemeente met warmte en persoonlijke aandacht omringen ertoe bijdragen dat ‘de dood wordt overwonnen’ en een gemeente tot nieuw leven wordt gewekt. Maar je kunt het wonder dat door Elia wordt verricht ook nog anders interpreteren.

De Messias als maatstaf

In het Jodendom wordt verteld dat in deze zoon die tot leven gewekt wordt de Messias, de zoon van Jozef aanwezig is. Het leven keert terug, de dood wordt overwonnen, en alles wordt nieuw, ook in de gemeente, niet doordat Elia zichzelf geeft en bidt. Nee, ‘t eigenlijke voltrekt zich net andersom. Wie de maten van dit kind, van de zoon van deze weduwe, van de Messias als uitgangspunt neemt, schept ruimte voor het wonder dat God in en om Hem op een geheimzinnige manier geeft. (Vgl. Fil.3:10)