Hijzelf verandert niet

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
Rust mijn ziel, uw God is Koning, heel de wereld zijn gebied. Alles wisselt op zijn wenken, maar Hijzelf verandert niet.

Door ds. Dick Westerneng

De Confessionele Beweging is al jaren betrokken bij het werk van de IZB- vereniging voor zending in Nederland. Vorige week was het hoofdbestuur uitgenodigd op de jaarvergadering, waar het beleidsplan 2023-2028 in hoofdlijnen werd gepresenteerd en bediscussieerd.
Kern van het stuk is de gereformeerde missionaire traditie: ‘We hebben het kruis van Jezus nodig om gered te worden van het oordeel. Hij heeft recht op ons leven en kan mensen roepen voor een bijzondere taak. Dat Hij ons roept en dat we die roep beantwoorden, is genade; geen gunst aan God.’
Die laatste vier woorden staan er vanwege een verschuiving die men vaststelt. Niet meer ‘hoe geef ik het geloof handen en voeten vanuit de verlossing van mijn leven?’, maar ‘hoe geef ik mijn geloof vorm?’ Geloven wordt een hulpstuk in je leven, waarin de vraag vooral is of ik iets aan God en geloof heb en beleef. God moet bevestigen wie wij zijn.
Steeds vaker wordt gevraagd binnen de gemeente: ‘bestaat God eigenlijk wel?’ Niet als de worsteling God is zover weg, ik heb honger en dorst naar Hem. Nee, als een neutrale vraag, met soms als antwoord ‘waarschijnlijk niet’.

HET GESPREK
In de discussie klonk een grote verlegenheid en openheid. De drie opvattingen worden niet geuit door drie gescheiden groepen gelovigen. De overgang is vloeiend. Ook mensen die Gods genade belijden zijn vatbaar voor een meer deïstische opvatting met veel ruimte voor de zelfstandige mens. God wordt meer gedacht als hulp naast jou en minder als de bron van het leven, die je roept en aan wie je gehoorzaam moet zijn.
Hierdoor ontstaat ook en verschuiving in de motivatie voor het missionair werk in Nederland. Bijbels gezien is dat als gelovigen ingeschakeld worden (geroepen zijn) in het levensreddende werk van Gods Geest, waarin we het wonder van het ontstaan en de groei van het geloof mogen zien. In de praktijk ligt de nadruk vaak op de vraag hoe we deze generatie zo goed mogelijk bereiken met Gods bestaan en liefde. Hoe bereiken we randkerkelijken en de jongeren met het Evangelie? Hoe zijn we zo kerk dat zij ook blijven of gaan meedoen? Het missionair werk moet daar dan de methoden en tips voor aanreiken.
Ik ben benieuwd welke wijzigingen deze eerlijke zelfreflectie in het conceptbeleidsplan van de IZB gaat opleveren.

BELEIDSPLAN
Een paar weken terug was er in de Gereformeerde Kerk Yerseke een jongerennevendienst. Zo’n 15 jongeren zaten achter in de kerk in enkele banken bij elkaar. Het was echt hun hoekje. Het herinnerde me aan mijn eigen jeugd en aan de jongeren in mijn tweede gemeente die op de galerij bij elkaar zaten. Toen we terugkeerden in de kerkenraadskamer na de dienst zaten ze daar nog, enthousiast. Ik vond het hartverwarmend hen zo te zien. Anderzijds miste ik ze tijdens de verkondiging.
Er stond toen al een extra kerkenraadsvergadering gepland om een start te maken met een nieuw beleidsplan. Het wegvallen van de tweede dienst (leerdienst, seriepreek), de gebedsgroep en commissie bijzondere diensten die een doorstart willen maken en de goede deelname aan catechisatie en vakantiebijbelweek waren ons uitgangspunt. Een belangrijk doel daarvan is zo kerk te zijn dat de gemeente over tien jaar niet ophoudt te bestaan, omdat er te weinig leden zijn.
Aan de hand van een praatpapier ontstond een mooi gesprek over sterke en zwakke punten van de gemeente, maar vooral over geloven met jong en oud in de gemeente.

ONZE LEEFWERELD
Op het praatpapier had ik, denkend aan de IZB-avond, vragen gezet als ‘Hoe ziet u de leefwereld van jongeren? Waar houden ze zich mee bezig? Wat zijn hun sterke en zwakke punten? Merkt u bij uzelf een verschuiving in uw geloven door de jaren heen? Vindt u dat jongeren op dezelfde manier moeten gaan geloven als wijzelf? Zo nee, wat heeft dat voor gevolgen voor kerkdiensten en andere kerkelijke activiteiten?’. Maar ook deze: ‘Hoe reageert u op de stelling: Het gaat er toch om dat wij in God geloven en uit zijn Woord leven. Dan moet je niet vragen wat wijzelf en jongeren willen, maar wat God ons geeft en van ons vraagt.’
Verschillende ambtsdragers vertelden enthousiast over hun geloofsleven van jongs af aan, maar uitten tegelijk de onmacht en frustratie om het Evangelie aan hun kinderen en kleinkinderen over te brengen. ‘Hebben we niet al tientallen jaren gefaald als kerk, als je de terugloop ziet?’ Zo kwamen we bij de inhoud van het Evangelie, onze bron en norm voor heel het leven. Die bemoedigde ons. We besloten het idee van een dubbeldienst te gaan uitwerken. Twee diensten met hetzelfde thema: de één een klassieke dienst en de tweede een viering met jongeren. De bezoekers komen bij beide en nemen deel aan een nabespreking. Als aanloop naar een jaarthema.
Hoopvol gingen we naar huis, nadat we onze afhankelijkheid van God hadden verwoord in ons gebed. Hij verandert niet. God is Koning.’