De doop: eigen keuze, Gods gebod of goede gewoonte?

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
Een vraag die jonge mensen in de kerk vaak veel bezighoudt, is de doop. Sommigen zijn helemaal overtuigd van de geloofsdoop op volwassen leeftijd, anderen houden graag vast aan de kinderdoop. De redenen daarvoor hebben vaak te maken met de vraag in hoeverre we zelf kunnen beslissen om voor God te kiezen.

Door ds. Mart Jan Luteijn

Die vraag, in hoeverre we een vrije wil hebben, speelt natuurlijk breder. Aan de ene kant is het duidelijk dat sommige dingen gewoon moeten, vanwege het systeem of om in leven te blijven. Zo moet je als kind naar school. Aan de andere kant weten we ook zeker dat we zelf bepaalde dingen kunnen bepalen, bijvoorbeeld of je lopend, met de fiets, met de auto of met de bus naar school gaat. De ene optie kan logischer of betaalbaarder zijn dan de andere, maar in theorie hebben we ze allemaal.

Gewoonte

Een bekende Franse 20e-eeuwse socioloog, Pierre Bourdieu, heeft deze gedachtegang aangevuld. Hij stelt namelijk dat er ook dingen zijn die geen verplichtend karakter hebben, maar die we toch altijd op dezelfde manier doen. Denk dan aan het tandenpoetsen voordat je naar schoolgaat, of de kus die je nog geeft als je op de fiets stapt. Omdat je dat elke dag doet, jarenlang, is dat een gewoonte geworden, het zit in je habitus, zoals Bourdieu dat technisch noemt.
Maar wat heeft dit nu met de doop te maken? Je zou namelijk kunnen zeggen dat mensen die voor geloofsdoop zijn, vooral de nadruk leggen op de vrije keuze die je als mens hebt. En om die keuze te kunnen maken en uit te spreken, heb je een bepaalde mate van volwassenheid nodig. Andersom geldt dat voor de kinderdoop: voorstanders hiervan gaan er juist vanuit dat het Gods keuze is voor jou, en dat je zelf later in je leven kan bepalen of je die keuze beantwoordt.
Een hedendaagse Britse nieuwtestamenticus, John Barclay, gaat in lijn van Bourdieu nog een stapje verder. Hij stelt dat Paulus in Romeinen 6 niet uitgaat van een vrije keuze of van een verplichting, maar eerder van een gewoonte (in de positieve zin van het woord). Want als je gedoopt bent, word je onderdeel van de christelijke gemeenschap. Daar leer je steeds meer wat het betekent om een volgeling van God te zijn, zelfs zo, dat het bijna iets onbewusts wordt.
Kinderen van gelovige ouders, of ze nu gedoopt werden of opgedragen, zijn al onderdeel van de gemeenschap. Zij worden elke week weer ingebed in het denken en doen van christenen, zowel op zondag in de kerk als thuis in de geloofsopvoeding. Daar zit dus, vanuit dit perspectief gezien, geen verschil tussen. En eigenlijk functioneren opdragen en kinderdoop, en geloofsdoop en belijdenis, op dezelfde manier: als het begin en het einde van de periode waarin je de christelijke gewoonte leert.

Hoe zie je de doop?

De vraag is dus of je de doop vooral ziet als een eerste stap in het leven met God, of als een overgangsritueel tussen de kindertijd en het volwassen leven. In beide gevallen is het geen geheel vrije keuze: je was namelijk al onderdeel van de geloofsgemeenschap. Net zoals het geen verplichting kan zijn, omdat het altijd een keuze is van de ouders om het geloof door te geven. Het zou dan logischer zijn om te spreken van een goede ‘gewoonte’.
Naast dat dit een betere uitleg kan zijn van wat Paulus bedoelde, sluit het ook veel meer aan bij onze cultuur. Veel zelfhulpboeken spreken tegenwoordig over habits als de manier om meer grip op je leven te krijgen. Want als je gewend bent om elke dag te sporten of gezond te eten, dan gaat het op een gegeven moment bijna vanzelf. Zou het niet eerlijker zijn om zo over het geloof te spreken? Niet als iets waar je zelf voor kiest of wat God ons verplicht, maar als de manier waarop wij samen ons leven proberen vorm te geven?
Dat kan misschien wat mager klinken, alsof christen zijn niet meer is dan je voegen in de gemeenschap. Maar ik zou het willen omdraaien: wij onderschatten mogelijk de waarde van dezelfde dingen vaker doen, van wekelijks de liturgie vieren. Dat vormt ons leven, meer dan we soms zelf doorhebben. En het kan ons helpen om schijnbaar principiële verschillen te relativeren. Want gedoopt zijn is niet het doel op zich, maar is het middel om, met de gemeenschap, meer op God gericht te zijn.