Slavernij toen en nu

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
Op 20 december 2022 heeft premier Rutte namens de Nederlandse staat excuses aangeboden voor haar aandeel in de slavenhandel en de slavernij. De toespraak was bedoeld als het startpunt van het herdenkingsjaar 2023, omdat de slavernij 160 jaar geleden officieel is afgeschaft. De regering wil dit jaar een proces op gang brengen met als doel ‘recht doen aan het verleden, heling in het heden’. Het is belangrijk dat de kerken aan dit proces deelnemen, want ook bij hen liggen er belangrijke morele vragen op tafel. Welke rol speelden de kerken in het verleden bij het legitimeren van slavernij? Waar staan zij in het debat over compensatie? En hoe kunnen zij stelling nemen tegenover moderne vormen van slavernij?

Door dr. Jacques Schenderling

Veel Nederlanders associëren het begrip ‘Gouden Eeuw’ vooral met de schilderkunst (Rembrandt), de literatuur (Vondel) en de bouwkunst (de Amsterdamse grachtengordel). Vaak wordt vergeten dat de welvaart in deze periode grotendeels gebaseerd was op de slavenhandel en het plantagesysteem in Oost- en West-Indië. In de 17e en 18e eeuw domineerden Nederlandse reders de Transatlantische slavenhandel, totdat de Engelsen deze rol overnamen. Er werd grof geld verdiend aan het transport van mensen uit Afrika naar de andere kant van de oceaan. Daar werden zij ingezet om het zware lichamelijke werk op de plantages te verrichten, waarvoor geen Europese immigrant zich leende. De winsten vloeiden terug naar Nederland.
Tussen 1648 en 1780 waren de slavenhandel en het plantagesysteem van groot belang voor de Nederlandse economie en welvaart. Het merkwaardige is, dat er in Nederland nooit een beweging op gang is gekomen die de afschaffing van de slavernij bepleitte. Rond het midden van de 18e eeuw werd er in de VS en het Verenigd Koninkrijk volop gedebatteerd over de morele bezwaren tegen de slavenhandel en slavernij. Daarbij speelden bepaalde kerkelijke groepen (de Quakers) en een aantal individuele christenen (Granville Sharp, Thomas Clarkson) een sleutelrol. In Nederland is zo’n debat nooit gevoerd, ook niet binnen de kerken. Nederlandse theologen discussieerden oeverloos over de heilszekerheid van het individu, maar niet over de mensonterende toestanden op de slavenschepen en de plantages. Uiteindelijk verbood Nederland de slavenhandel in 1814 – met name onder internationale druk. Met de afschaffing van de slavernij zelf wachtte men tot 1863, hoewel de Engelsen daartoe al in 1833 hadden besloten. En de kerken zwegen evenlang.
De vragen die in het herdenkingsjaar 2023 bij de kerken op tafel liggen zijn deze: hoe komt het dat de kerken de morele vragen rond de slavernij zolang konden negeren? Welke rol speelden zij bij het legitimeren van dit systeem? Waarom zwegen de theologen zo lang?

Compensatie?

In december 2022 heeft de Nederlands regering eindelijk excuses aangeboden voor het slavernijverleden, geruime tijd na de VS (1998) en het Verenigd Koninkrijk (2006). Over compensatie zwijgt men vooralsnog, hoewel een eerlijk debat daarover onvermijdelijk is. Het is immers onmogelijk om de langetermijngevolgen van de slavernij te ontkennen. Er is nog steeds sprake van openlijk of verkapt racisme, economische achterstelling en sociale ongelijkheid die vooral bepaalde etnische groepen treft. Het is dan ook logisch dat sommige belangengroepen aandringen op een vorm van compensatie voor het leed dat is aangericht, het loon dat werd onthouden en de rechtsongelijkheid die tot ver in de 20e eeuw voortduurde. In de VS wordt al sinds de afschaffing van de slavernij in 1865 gedebatteerd over compensatie. Aanvankelijk werd de vrijgelatenen een financiële compensatie beloofd voor het niet-uitbetaalde loon of hen werd een stuk land in het vooruitzicht gesteld. In de praktijk kwam daar weinig van terecht. De verre nazaten van hen die ooit als slaaf werkten, beseffen wel dat compensatie op individueel niveau na anderhalve eeuw niet meer haalbaar is. Toch voelt het als een nieuwe vorm van onrecht als regeringen wel bereid zijn om met woorden over de brug te komen in de vorm van excuses, maar niet met geld. Als er ooit grof verdiend is aan de slavenhandel en aan het plantagestelsel, zal er ook betaald moeten worden. En daarvoor zijn allerlei creatieve oplossingen te bedenken, bijvoorbeeld de financiering van projecten om de toegang tot het onderwijs, de arbeidsmarkt en de gezondheidszorg van bepaalde etnische groepen te bevorderen. Of door fondsen in het leven te roepen die de cultuur van bepaalde etnische groepen in stand houden of die juridische bijstand kunnen verlenen bij discriminatie. Kortom: iets doen is beter dan niets doen. Het zou goed zijn als de gezamenlijke kerken in Nederland de morele dimensie van de roep om compensatie zouden erkennen en steunen.

Moderne slavernij

Het is goed dat de Nederlandse regering de beschamende rol van ons land in de internationale slavenhandel en slavernij aan de orde wil stellen. Er dreigt wel een groot gevaar, namelijk dat de focus teveel bij het verleden komt te liggen. Als we slavernij ruim definiëren als ‘niet (geheel) vrijwillig verrichten van arbeid, onder slechte omstandigheden en tegen een (te) lage beloning’, dan bestaan er in de wereld heel wat vormen van moderne slavernij. Econoom Paul Schenderling en bedrijfskundige Matthias Olthaar hebben berekend dat voor de Nederlandse economie 13,8 miljoen niet-westerse mensen aan het werk zijn. Eigenlijk zijn voor elk huishouden in Nederland dus twee niet-westerse ‘slaven’ aan het werk. Waar? Bijvoorbeeld in een kledingfabriek in Bangladesh waar vrouwen onder erbarmelijke omstandigheden en tegen een zeer laag loon de broeken maken die wij voor een paar tientjes aanschaffen. Of in een werkkamp in China waar dwangarbeiders onze elektronica assembleren.
De kerken hebben in de 18e en 19e eeuw verzuimd hun stem te verheffen tegen de slavernij in de koloniën. Ik hoop dat ze anno 2023 hun morele verantwoordelijkheid wèl serieus nemen en dat zij het verzet tegen moderne vormen van slavernij vol overtuiging zullen steunen.