Ik zie, ik zie…

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
Ik liep een museumzaal binnen en zag daar geprojecteerd een groep kinderen in schooluniform. Ze keken ergens naar, maar wat ze precies voor zich hadden bleef buiten beeld. Eerst tuurden ze een poos. Op hun gezichten was één al concentratie te zien. Toen zei er één iets: ‘ik zie een huilende vrouw’. Een ander vulde aan: ‘Ik zie kleurvlakken die een gezicht vormen’. Steeds meer kinderen uitten zich en brachten hun gezichtspunt in. Er ontstond een gesprek. Langzamerhand omschreven ze niet slechts maar probeerden ze ook te verklaren, gingen ze emoties benoemen en vertelden ze wat dat met hen deed. Twaalf minuten lang duurde het gesprek tussen de kinderen in deze video-installatie van fotograaf Rineke Dijkstra. Na afloop werd pas verteld wat de kinderen al die tijd zagen. Het bleek een schilderij van Picasso te zijn geweest.

Door ds. Gerco Lock, Bethelkerk Scheveningen

Deze klas kinderen (zie afbeelding hierboven) is voor mij een beeld van de gemeente van Christus. Wanneer de Bijbel open gaat gebeurt er immers iets soortgelijks. Voor onze ogen worden teksten opengevouwen. Die laten we op ons inwerken, we interpreteren deze zo goed mogelijk en zoeken naar de betekenis ervan voor ons eigen leven. Wonderlijk is wat er dan soms gebeurt in het gesprek met elkaar. Je gaat meer zien, scherper ook, door wat de ander naast je inbrengt. Het geheim ontvouwt zich zo steeds verder.

In een aantal van zijn boeken en artikelen merkt Rowan Williams op dat de Reformatie voor sommigen het misverstand in de hand heeft gewerkt dat je de Bijbel vooral voor jezelf moet lezen. Een grote vooruitgang na de kerkhervorming was dat mensen in hun eigen taal een Bijbel konden lezen en aanschaffen en daarin niet meer geheel afhankelijk waren van voorgangers. Maar van de weeromstuit werd vanaf toen de gemeenschappelijke lezing vaak ook minder belangrijk. Een misverstand, zo zegt Williams, want de Bijbel moet nu juist gelezen worden in de gemeenschap, met mensen om ons heen en met hen die ons zijn voorgegaan. Traditie in de kerk is dat je luistert naar de ervaringen van anderen. En de kerk is voor hem: een gemeenschap van Schriftlezers, die voortdurend op zoek is naar de betekenis van Gods Woord.

Ik herinner me uit mijn studententijd momenten waarop zo’n gemeenschap van verwonderde Bijbellezers ontstond. Het was in kerkdiensten, meestal op hoogtijdagen, waarin de voorganger naast de Schriftlezing een afbeelding van een schilderij had opgenomen op het liturgieblad. Zo’n schilderij werd dan gebruikt in de verkondiging. Om onze blik te richten, om mee te zoeken naar wat de schilder gezien had in de tekst. En om zelf ook op zoek te gaan naar de kern van de Schriftlezing. Ik zag om me heen in zulke diensten de concentratie toenemen. Met elkaar werden we als de schoolklas uit het werk van Rineke Dijkstra.

In diensten waarin ik zelf voorga, gebruik ik nu ook regelmatig een schilderij. Het voordeel van kerken waar schermen hangen, is dat de kleinste details soms naar voren gebracht kunnen worden. Naar een schilderij kijken is een soort exegese waarin je inzoomt en uitzoomt. Die ervaring wordt gedeeld door auteurs in het ‘Handboek voor kunst in de kerk’ van Marleen Hengelaar-Rookmaker en Anikó Ouweneel-Toth. In hun boek worden tal van praktische tips aangedragen voor het gebruik van kunst in de kerk en kerkdienst. Verhalen die weerbarstig zijn, kunnen aan de hand van een schilderij soms zomaar opengaan. Het valt me op dat na diensten waarin een afbeelding van een kunstwerk gebruikt werd, er altijd meer mensen naar me toe komen die nog iets willen zeggen over de preek. Ze hebben nog iets extra’s gezien in het schilderij, of ze vertellen me dat ze Bijbeltekst ineens beter konden begrijpen.

Onlangs was ik in het Mauritshuis, waar een prachtig schilderij hangt van Rembrandt over Saul en David. Saul zit met zijn speer in de hand, vol met kwaad en jaloezie. David maakt muziek. Jarenlang heeft het museum onderzoek gedaan naar dit schilderij. Je kunt er veel over lezen en bekijken. Maar het Bijbelverhaal zelf wordt eigenlijk nauwelijks belicht. Het is ook een ingewikkeld verhaal waarin het gaat over de ‘kwade geest van God die Saul overmand’. Maar juist de gemeenschap van gelovigen wil zich ook over ingewikkelde teksten buigen. Zulke teksten worden toegankelijker wanneer je met Rembrandt meekijkt en ontdekt hoe hij het kwaad in zijn schilderij een plek geeft zonder zichzelf te ontzien. Hij laat Saul een donker gordijn naar zich toetrekken. Alsof hij zichzelf in het donker zet en het licht ontwijkt. In Sauls gezicht is een mengeling te zien van jaloezie en bewondering, ontroering en woede. De pure menselijkheid die Rembrandt inbrengt in het schilderij, helpt om het Bijbelverhaal naar ons toe te halen en te verstaan voor ons leven. Dat klinkt vervolgens ook door in het gesprek bij de koffie na de dienst. Daar wordt het gezamenlijk Bijbellezen nog even voortgezet.

Mij verrast dat iedere keer weer. Je zou denken dat we in onze tijd zo verveeld zijn door beelden, dat een enkele afbeelding nauwelijks onze aandacht kan vasthouden. Maar wat me steeds weer opvalt: echt nauwkeurig zien doen we in het dagelijks leven niet zo veel. En dat is nu juist zo belangrijk in het verstaan van de Bijbel. Een goede schilder kan ons bewegen tot dat aandachtige zien. Deze neemt ons mee in de ontvouwing van het mysterie. Ineens blijf je dan verwonderd achter. Als een groep kinderen die gaandeweg steeds meer is gaan zien.