Een wervingsactie voor dominees

‹ Terug naar overzicht
Geplaatst op:
U heeft het wellicht ook gehoord op NPO Radio1: een wervingscampagne voor dominees. Ronkende teksten als ‘voor mensen die in hun leven en in hun werk echt van betekenis willen zijn’. En de nood, zeker vanaf 2030 is zo groot dat zij volgens de drie opleidingen – PTHU, CHE, Windesheim – overal nodig zijn, van ‘de Zuidas in Amsterdam tot Noordoost-Groningen, van ziekenhuis tot krijgsmacht, van dorpskerk tot universiteit.’

Door ds. Peter Verbaan

Er was een tijd dat de kerk hele geslachten kende, die van vader op zoon – en meer recentelijk soms ook van vader op dochter, of moeder op zoon – dominee werden. We kunnen denken aan geslachten als de Douwes, Vroegindeweij’s, de Molenaars, de… Dat het vak net als bij schilders van vader op zoon doorging, lijkt zo goed als voorbij. Onlangs hadden we als werkgemeenschap een bijeenkomst samen met een flink aantal emeriti, en aldaar deelden enkelen van hen hoe ook hun kinderen ‘er niet meer aan deden’, aan dat geloof waarvoor zij hun (werkzame) leven hadden gegeven. Zo droogt die stroom ook sneller op…
Toen ik in 1984 in Utrecht theologie ging studeren, zei men al dat, misschien met uitzondering van de Biblebelt, ‘domineesland echt voorbij’ is. We zijn bijna veertig jaar verder. Toen al hoorden we van predikanten in Oost-Europa hoe het was om naast dominee fabrieksarbeider te zijn, of ambtenaar. En dat we terug zouden gaan in het post-christelijke tijdperk naar de situatie van de Vroege Kerk en naar Paulus’ zogenaamde ‘tent-making ministry’.
Nu een NPO Radio1-spot om dominees te werven. Omdat het aantal predikanten dat met pensioen gaat groot is, en de aanwas zeer gering. En weliswaar loopt het aantal gemeenten ook terug, ja in de wandelgangen heet het dat het in de kerk op allerlei plekken ‘piept en kraakt’, maar ondertussen kunnen ook steeds meer gemeentes geen dominee vinden. Zal deze wervingsactie helpen? Zullen de hordes studenten – WO maar straks mogelijk ook HBO, de synode bevindt zich in een voortgaande discussie erover en komende dagen wordt in dat proces mogelijk weer een stap gezet – toestromen, of misschien vanuit andere beroepsgroepen zij-instromen?
Iemand zei: misschien helpt zoiets als de Passion wel meer dan zo’n radiospotje. Die happening op Witte Donderdag, waarvan de ene doorgewinterde gelovige niets moet hebben, waarvan de ander denkt: misschien raakt het mensen buiten de kerk wel, omdat er altijd weer verrassende stemmen en existentiële verhalen klinken én eigentijdse muziek. Een collega vertelde hoe juist al kijkend met de catechisanten naar de Passion vragen opkwamen als: wat is nou eigenlijk het verschil tussen verraden en verloochenen, is er nu voor Judas echt geen vergeving mogelijk? En dat die catechisanten bovendien veel teksten, anders dan hun dominee, kenden en voluit meezongen… Tijs van den Brink, zelf domineeszoon, hield op de radio een interview met drie collegae, waaronder twee domineeskinderen, die in verschillende stadia van hun werkzame leven vertelden hoe mooi dat wondere ambt wel niet is, misschien wel de mooiste job…. als fulltimer of als herintreder of als bijbaan. Tja. Ondertussen weten we in de kerk allemaal ook van diverse begaafde collegae die het ambt of het werk in de gemeente vaarwel zeiden en liever wat anders gingen doen.

Roeping

Wat mij betreft is het winst dat in de laatste rapporten die in de kerk rondom het ambt zijn verschenen en verschijnen, het thema van de roeping weer meer in beeld komt. Vorig jaar schreef ik op deze plaats al eens over een ‘roepingenzondag’, nu wordt er expliciet gebed gevraagd hiervoor in onze erediensten. Ik sprak met een twintiger die onder het woord zat bij een collega, die in de dienst van de gebeden aandacht vroeg voor alle onvervulbare vacatures, in de zorg, in het onderwijs en ook in de kerk en de theologieopleidingen. Of God soms niet meer riep, of dat wij onze oren ervoor hadden afgesloten, of zelf niet meer zo leven met God als Elia ten tijde van de roeping van Samuël deed? Hij had er met een aantal leeftijdsgenoten nog hele gesprekken over gehad!
In een rapport dat op de komende synode voorligt ter bespreking, wijst men op een aantal kernkwaliteiten die bij vele ambtsdragers te vinden zijn, maar die bij werkers in de kerk bewust verlangd en vereist mogen worden. Onderscheiden worden de volgende kwaliteiten:
In de eerste plaats roeping. God zelf roept mensen, toen en nu, roept mensen ook samen en zendt ze uit. In toenemende mate is dat in verschillende contexten. Er wordt gepionierd in dorpen en steden, in nieuwbouwwijken en afbraakpanden, geestelijke verzorgers zijn er bij brandweer en in de havens, in de gevangenis en in woonzorginstel
lingen – en steeds vormt roeping de bodem onder het werk en is als een steun in de rug. Ergens maakt roeping nederig en vrijmoedig tegelijk. Het maakt niet onaantastbaar in je eigen gelijk, maar daagt uit om te blijven luisteren naar God en mensen. Om het met woorden te zeggen van Jacqueline van der Waals: ‘Wie een roeping heeft in ‘t leven, die moet onrecht kunnen dragen, want dit is de toets des Heren, of ge Hem zoekt of u zelve’.
Tegelijk, zo stelt het rapport, vraagt deze tijd, in welke context iemand ook zijn of haar geestelijke arbeid verricht, om missionaire sensitiviteit. Wat dat is? Het wordt omschreven als ‘zorgvuldig en oordeelloos luisteren, met kennis van verschillende levensbeschouwingen’. Uit het boek Dialoog, Dans en Duel wordt geciteerd: ‘Niet in etiketten geloven als atheïst, agnost, boomer, wappie of refochristen, maar benieuwd zijn naar wat iemand vindt en gelooft, en waarom en hoe zich dat ontwikkeld’. Dat brengt ons direct bij een derde kernkwaliteit: hart voor mensen. Het ambt is misschien in het bijzonder op scharniermomenten, maar feitelijk steeds, bewogen zijn met mensen met een gezindheid die Jezus Christus eigen was. Die mensen zag zitten aan wie anderen bewust of onbewust voorbij gingen. Die er plotseling was, bij teleurgestelde mensen, onderweg naar hun huis in Emmaüs. Ten vierde wordt als kernkwaliteit de term discipelschap weer geïntroduceerd. Het is een mij dierbare term, die nu ook bij de Wereldraad van Kerken weer de verbinding legt tussen het volgen van Jezus en de praktijk van het leven. Ik ontving de term voor het eerst bewust bij ds. Gert Marchal, die zijn lidmaten, leervicarissen en collegae steeds voorhield: ‘verder dan leerlingen of discipelen, schoppen we het bij deze Meester nooit!’. Als laatste kernkwaliteit noemt het rapport samenwerking/geestelijk leiderschap. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is het bepaald niet. Wie geen vreemde is in Jeruzalem, weet hoe zeer, feitelijk al vanaf het eerste apostelconvent in Handelingen 15, er verschil van inzicht is en, tot op de jongste dag ook in de kerk wel zal blijven. En toch zou een vanwege Christus geroepene daarop aanspreekbaar moeten (en willen!) zijn. Het is in die zin goed dat nu de wervingscampagne in volle gang is, er ook zo inhoudelijk wordt verwoord wat daarbij aan essentiële kenmerken van werkers in de wijngaard mag worden gevraagd.

De straatveger en de filosoof

Omdat velen, en niet alleen dominees, ‘in hun leven en in hun werk van betekenis willen zijn’, kan het soms ook helpen in gesprek te gaan over het werk dat een ander doet. Veel werk van anderen is tegenwoordig best specialistisch, terwijl dat op zich ook leerzaam is en er ondertussen vrijwel bij ieder meer aandacht voor zinvragen en ethische kwesties komt. Kerk en samenleving zijn immers nooit los van elkaar. Ook wanneer we in verschillende sectoren van die maatschappij werken.
Dat kan er dan als volgt uitzien: Op een dag zag een filosoof een straatveger aan het werk. Hij observeerde hem een tijdje, moest er niet aan denken om zijn werk te doen en zei: ‘Meneer, u bent beklagenswaardig. Uw dagelijks werk is hard en smerig.’ De straatveger zei: ‘Veel dank, heer, voor uw begrip. Mijn werk is inderdaad zwaar en smerig. Ik ruim vandaag op wat anderen achteloos achterlaten en ik kan morgen weer opnieuw beginnen. Maar vertelt u me eens, wat voor werk doet u eigenlijk?’ De filosoof antwoordde: ‘Ik bestudeer de mens, zijn geest, zijn daden en zijn verlangens.’ De straatveger zei glimlachend: ‘Dan beklaag ik u ook.’ En hij nam zijn bezem en ging door met zijn werk.